Column: Niet voorbij
Theatermaakster Chera schreef onlangs deze column over het reserveren van een plek op Natuurbegraafplaats Hillig Meer met haar zus.
Het is kankerdag. Nee, niet wereldkankerdag, maar onze eigen kankerdag. Vandaag gaan mijn zusje en ik iets opmerkelijks doen. Mijn zusje is ook mijn lotgenootje. Samen vechten we tegen deze rotziekte. Ik lijkt het gevecht te winnen, maar zij gaat het verliezen. En dus gaan wij de eeuwigheid markeren. Daarvoor gaan wij samen met onze geliefden naar een heerlijk landgoed wat nu een natuurbegraafplaats is. Deze zonnige lentedag in april leent zich daar uitstekend voor.
De mannen slenteren voor ons uit op de zandpaden. Wij komen er achteraan in een golfkarretje. Mijn zusje heeft niet meer de kracht om zo ver te lopen en ik wil bij haar zijn. We hobbelen tegen elkaar aan en houden elkaars hand vast. We komen langs oeroude bomen, waarvan de voeten in het water staan. Nee, daar niet zeggen we tegen elkaar. Daar is het zo nat en donker.
Dan naar het jonge bos. In het hoge gras zijn duidelijk reeën-paadjes te zien. In onze fantasie lopen zij hier in het vroege ochtendzonnetje. Drinkend bij het kleine meertje waar nu een paar eenden zwemmen. Midden in het veld staan een paar hoge populieren tussen het gras en de jonge berken. Daar, daar is het mooi zeggen we tegen elkaar. En dan stappen we uit. We laten de stilte op ons inwerken. Het voelt zo goed. Dit stuk ongerepte natuur waar een mens amper aan te pas is gekomen.
En dan slaat mijn zus als eerste haar paaltje in de grond. We lachen wat, maar zijn ook doordrongen van de symboliek. Dit landschap wordt onze laatste eeuwigdurende rustplaats. Ver van het gewone leven vol haast en stress. Waar het uitbundige genieten een stuk meer ingetogen is na de diagnose kanker. Dat leven dat we nog meer omarmen dan anders. Maar aan dat leven komt een einde. Voor mij duurt dat hopelijk nog even, maar voor mijn zusje zijn deze populieren straks haar stille buren. En straks kan heel dicht bij zijn.
Ik kies een plekje uit vlak bij mijn zus. Ik hoef alleen maar het paadje over te steken zeg ik tegen haar. Dan kunnen we af en toe even bij praten. En dan ooit, als die dag komt dat de graven openbreken, dan vallen we elkaar in de armen en dan lachen we om deze dag. Om dit leven wat een zucht was. Een vaak moeizame zucht met het verlangen naar geluk.
Als de koopcontracten van de graven getekend zijn zoeken we op het landschap een plekje in de zon. In het gras leggen we een kleed, pakken de wijnglazen uit de mand en ontkurken een fles fruitige wijn die prima past bij deze entourage. We lachen en maken tere grapjes. Af en toe zijn onze ogen nat van tranen. We leunen met onze vermoeide schouders tegen elkaar aan terwijl onze glazen tinkelen in het zonlicht. Chapeau. Wat een heerlijke dag. Want straks..
Straks is het wel over. Maar God zij dank nog lang niet voorbij.