Pingoruïne Hillig Meer
Natuurbegraafplaats Hillig Meer dankt zijn naam aan een meertje op het terrein. Als u op een zonnige dag langs dit Hillig Meer loopt, is het lastig voor te stellen dat daar waar u loopt, ooit een ijsheuvel lag. Toch was dat zo, en wel in de laatste ijstijd. Zo’n ijsheuvel heet een pingo. Wat er nu nog van over is, is een pingoruïne. En het Hillig Meer is een bijzonder exemplaar.
Het Hillig Meer ligt bij Eext, op de Hondsrug. Deze zandrug is gevormd door de ijsmassa’s die in de op één na laatste ijstijd over ons land schoven. Na een warmere periode kwam weer een ijstijd, de laatste tot nu toe. Dan hebben we het over zo’n 150 duizend jaar geleden. Meestal was het enorm koud en er groeide bijna niets, want het bovenste deel van de grond was het hele jaar bevroren. Permafrost heet die situatie.
‘Heuvel die groeit’
Het bovenste deel van de grond was dan wel het hele jaar bevroren, het diepere grondwater niet. Dat was het grootste deel van het jaar gewoon vloeibaar. Op bepaalde plaatsen kwam dat grondwater naar boven. Daar was de druk van onderaf zo groot, dat het water dwars door die bevroren grondlaag heen kwam … en direct bevroor tot een ‘ijslens’. Doordat er aan de onderkant steeds meer water bij bleef komen, werd die ijslens dikker en groter in omvang. Zo ontstond langzaam maar zeker een ronde ijsheuvel – een pingo. Pingo betekent in de taal van de Inuit: heuvel die groeit. Zo’n pingo groeide door en er waaide zand en grond tegenaan. Daar waar zonlicht bij het ijs kwam, raakte de grond met water verzadigd. Dan gleed het met de spaarzame begroeiing en al langs de zijkanten naar beneden. Zo ontstond rondom de pingo een wal.
Van pingo naar pingoruïne: 1. Grondwater komt door de bevroren grondlaag heen en bevriest. Zo ontstaat een dikke ijslaag, een ‘ijslens’. 2. De ijslens wordt dikker en groter in omvang. Zo ontstaat een ronde ijsheuvel, de pingo. 3. Tijdens perioden met dooi ontstaan aan het oppervlak sleuven en gaten. 4. Als het ijs smelt, zakt de pingo in elkaar. Daarbij glijdt alle grond en begroeiing langs de zijkanten naar beneden. Wat zichtbaar achterblijft, is een grote ronde kom in de bodem met daaromheen een wal van aarde en grond. De pingo is een pingo-ruïne geworden. Zegwijn et al. 1985, Hoek 1997, getekend door GIS/cartografie provincie Drenthe
Een grote ronde kom
Tijdens de laatste fase van de laatste ijstijd varieerde de temperatuur sterk. Periodes van zo’n duizend jaar met zeer koud en vervolgens warm weer wisselden elkaar af. Uiteindelijk zakten de pingo’s in elkaar. Wat zichtbaar achterbleef, was een grote ronde kom in de bodem, gevuld met water en omringd door een wal van aarde en grond. De pingo was een pingo-ruïne geworden.
Veel Drentse pingo’s
Pingo’s bestaan nog steeds, bijvoorbeeld in het noorden van Canada en in Siberië. Pingoruïnes zijn in meerdere landen te vinden; in Nederland vooral in Drenthe. In Friesland zijn ook pingoruïnes. Groningen, Overijssel en Gelderland hebben ze ook, en zelfs het zuidelijker gelegen Brabant. Alle pingo’s die er zijn en die er waren, ontstonden allemaal op dezelfde manier: water bevroor tot een ijslens en die groeide door tot een ijsheuvel. Maar waardoor een pingo precies dáár ontstond waar hij ontstond, zou best eens per regio kunnen verschillen, vertelt wetenschapper Anja Verbers van Landschapsbeheer Drenthe. Zij startte in 2016 met het Pingo Programma Drenthe, waarbinnen ze onderzoekt wat de redenen zijn dat Drenthe zo veel pingoruïnes heeft.
Op de zwakste plek
“De samenstelling van de Drentse bodem maakt dat daar tijdens de laatste ijstijd relatief veel pingo’s ontstonden”, vertelt Anja. In aanloop naar die laatste ijstijd is in de bodem een variatie aan materialen ontstaan. De Hondsrug en het omringende Drents plateau bestaan uit zachte en stevige materialen, uit materialen die makkelijk water doorlaten en materialen die water vasthouden. Die materialen liggen veelal in lagen. “Die lagen bestaan bijvoorbeeld uit heel fijn Peelo-zand, zand met de mooie naam ‘formatie van Drachten’, of uit materiaal dat geen water doorlaat: leem, keileem of potklei. Het grondwater zit onder die (kei)leem of tussen de keileem en de potklei en zoekt de weg van de minste weerstand. Het grondwater werd door een zwakke plek omhoog gestuwd, zó de bevroren bodem in. Dan ontstond een ijslens en bij voldoende wateraanvoer groeide die door tot een pingo.”
Unieke pingoruïne Hillig Meer
Pingoruïne Hillig Meer, binnen het Pingo Programma Drenthe heeft het meertje de naam locatie 53, is met zeven meter een paar meter dieper dan de meeste Drentse pingoruïnes. Anja: “Wat het Hillig Meer zo bijzonder maakt: de potklei zit veel minder diep in de grond dan bij de meeste andere pingoruïnes. Dat bevestigt voor mij de theorie dat in Drenthe de bodemlagen direct invloed hadden op het ontstaan van een pingo.”
Locatie 53 is ook bijzonder omdat het waarschijnlijk de enige pingoruïne ter wereld is die deel uitmaakt van een natuurbegraafplaats. Het Hillig Meer is niet alleen een bijzonder mooie, inspirerende en troostvolle plek. Het representeert ook de oeroude geschiedenis van de Aarde en van onze voorouders, en staat symbool voor de eeuwigdurende grafrust van de natuurbegraafplaats.
Meer informatie over de pingoruïnes in Drenthe: pingoruines.nl
Referentie onderzoek pingoruïne 53, Hillig Meer
Verboom-Jansen, M.; Thijs, W.J.F.; Wullink, A.J.; 2011: Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen op landgoed Heidehof te Eext, gemeente Aa en Hunze (Dr). Archaeological Research & Consultancy (ARC).
NB Dit artikel staat ook in Drenthe Magazine, uitgave 2-2020